Kader

Ik heb altijd net zoveel van vissen gehouden als van verhalen. De overeenkomst is deze: Beide bestaan in een kader. Zoals een vis alleen in het water kan overleven, zo kan een verhaal alleen overleven dankzij zijn eigen water, in zijn eigen kader; de parameters die de schrijver als grenzen heeft gegeven. Lambik worden nooit verstandig, Moby Dick wordt nooit gevangen, Anna Karenina wordt nooit gelukkig.
Binnen het kader ontvouwt zich de wereld. Van het verhaal of van de vis.

Sinds ik een kind ben, heb ik aquaria. Binnen de grenzen van het glas zie ik daar een wereld op zich die ik gebouwd heb zoals je een verhaal bouwt: zorgvuldig heb ik de juiste ingrediënten gezocht: de stenen, de planten, de voedingsbodem. Die heb ik schoongemaakt, in het kader gebracht, het water erbij gegoten en gewacht. Het succes van een aquarium hangt ervan af of het als één organisme gaat functioneren. Zo heb ik aquaria altijd behandeld, als één geheel, niet als zomaar een verzameling van dingen. Mijn intuïtie vertelt mij wanneer het klaar is voor de vissen. Tegenwoordig brengt men daarvoor wat van het water naar een speciaalzaak, die de verschillende waarden meet, zoals nitraat en nitriet en PH en dergelijke, maar dat is voor hen die eigenlijk geen talent hebben voor het houden van vissen. Ik kijk naar de bak. Dagelijks. Lang. Ik proef telkens het water. De menselijke zintuigen zijn veel preciezer dan welk meetinstrument dan ook, mits je ze vertrouwt en regelmatig gebruikt.
Meestal duurt het een week of twee voordat het aquarium in balans gekomen is. Dan zijn alle ingrediënten aan elkaar gewend en in evenwicht gekomen. De planten zijn gaan groeien. Hier en daar sluipen slakjes heen en weer. Er groeien algen op de stenen. Het water smaakt lekker. Dan koop ik de vissen, laat ze voorzichtig, zonder ze aan te raken, te water en blijft kijken hoe ze bak verkennen.
Vroeger, toen ik minder ervaren was, stierven ze soms na een maand of wat. Ik had dan al gezien dat ze niet gelukkig waren. Ze pasten op de een of andere manier niet in het organisme dat ik voor hen gebouwd had. Langzaam verpieterden ze, verloren hun kleur, zwommen steeds trager, begonnen zich te schuren langs stenen, of ze verborgen zich. Tot ze op een gegeven moment boven kwamen drijven. Zoals iedereen op den duur boven komt drijven als het verhaal waarin we leven ons niet meer past.
Eerst had ik een klein aquarium. Dertig centimeter lang. Daarna kocht ik een bak van zestig centimeter. Daarna een van een meter. Ik merkte dat hoe groter de bak was, hoe
1
makkelijker het was om ze goed te laten functioneren. Hoe minder onderhoud ze nodig had en hoe ouder de vissen werden. Nu heb ik twee meter bakken.
Hoe groter de bakken werden, des te meer ik over droomde over de vissen. Ik droomde vaak, dat de vissen rondvlogen in onze vogelkooi. Of los in de keuken. Gewoon, in de lucht. Het verontrustte mij net zo hard als wanneer ik Lolita, losgekomen uit het boek waarin Nabokov haar ontwierp, plotseling bij mij op de bank zou zitten.
Maar later bleek ik toch niet helemaal gek te zijn. Elementen raken los uit hun eigen kader en komen ergens anders terecht. Het gebeurt echt.
Op een natuurfilm van National Geographic zag ik ooit beelden van vogels die hun vleugels inklapten en als pijlen het water indoken, waar zij op sardines jaagden die daar in een school, als een grote, bewegelijke bol bescherming zochten bij elkaar terwijl ze van onderen aangevallen werden door dolfijnen, van opzij door zeehonden en van bovenaf door deze vogels, die diep in het water doken en daar hun vleugels uitvouwden. Tussen hun vettige veren bleef de lucht hangen die zij uit de hemel meegenomen hadden, de lucht lag als een dikke laag van kwikzilver over de vleugels heen en er raakten soms bellen van los, als de vogel een plotselinge draai maakte.
En films van vissen die vliegen heb ik ook gezien. Ze springen eenvoudig omhoog en zeilen met enorme vinnen door de lucht. Ik heb boten gezien die voorbij voeren, de vissen vlogen zo het dek op. Je zou ze op kunnen rapen. Als je daar niet bang voor bent. Ik zelf ben erg bang om vissen aan te raken.
Ooit heb ik gesnorkeld op Curaçao. Het duurde drie dagen voordat ik mezelf ertoe kon brengen om in te ademen met mijn hoofd onder water. Voorzichtig heb ik toen een tijd doorgebracht in het levensgrote aquarium van de Caribische zee. Ik zag daar de vissen mijn gezichtsveld binnen zwemmen... En daarna weer verder zwemmen.
Vlakbij het strand was het niet diep. Maar verderop verdween de zeebodem, hij kantelde omlaag en verdween. Daar was erg veel water, diep blauw tot intens zwart, het had niets meer van een aquarium, het was allesomvattend, ik werd er doodsbang van want het maakte me zo klein en ik verwachtte ieder moment daar de contouren van een vis van ontzagwekkende afmetingen te zien, die me zou komen opeten.
Van de eerste vis die ik daar zag zwemmen, vrij, in het wild, griende ik mijn snorkel bijna vol, niet alleen omdat ik bang was maar omdat hij vrij was en daarmee werd hij veel echter dan welke vis in gevangenschap dan ook. Dit was geen verhaal zoals de aquaria bij mij thuis. Er is geen eind aan de zee. Geen kader.
2
Gisternacht droomde ik dat een van mijn maanvissen door de kamer vloog, als een zwarte vlinder, hij fladderde. Ik ving hem en deed hem terug en in het aquarium was het alsof hij zich vulde met water, van een vlinder werd hij weer een vis.
Maar vanochtend, toen ik wakker was en opgestaan, zag ik wat er die nacht gebeurd was terwijl ik lag te dromen. Inderdaad was een van mijn maanvissen uit het aquarium gesprongen, door een kier in de afdekkap. Hij had niet rondgevlogen en ook had niemand hem gevangen en terug gebracht. Hij lag uitgedroogd dood op de grond. Hij zag eruit als een rafelig stukje rubber.
Waar zou hij nu zijn. Of zijn bewustzijn, in zoverre vissen een bewustzijn hebben. Waar was dat nu, nu hij zo onbezonnen uit zijn eigen verhaal gestapt was?
Misschien was hij wel Weg. Want van zijn schitterende vissenlijf bleef niets anders over dan een rafelig stukje rubber. Dat zou wegrotten op den duur.
Toch kan ik mijn snorkel ervaring in de Caribische zee niet vergeten. Niemand kon mij zien daar onder water. Voor de wereld was ik weg. Voor de wereld was er niets meer van mij over dan een hoopje kleren op het strand. Maar voor mezelf was ik een allesomvattende, kaderloze plaats. En iedereen in die kaderloze plaats, was vrij. En echter.